de bloedneus (GR131)

Ik liep de "GR131" op Tenerife: een afwisselende langeafstandwandeling van 85,4 km. De tocht voert langs de Teide: de grootste vulkaan van de Canarische eilanden. De hele reis beschreef ik in zeven delen. voorbereiden, dag 1, dag 2, dag 3, dag 4 , dag 5 en dag 6.

Dag 2 – 15,2 km – van voorbij Arona tot net na Vilaflor

Veertien uur slaap ik, de eerste keer dat ik wildkampeer.

Het is fris in de ochtend, de zon komt nog niet over de bergrand. En het is zo stil. Zelfs vogels zingen niet, de wind beweegt zacht wat boomtoppen. Terwijl ik koude havermoutpap eet op een steen, komt de zon over de bergrand. Er zijn weinig lekkerder ontbijtjes dan dit hier zo.

En ik heb geen spierpijn.

wat gaat waar

Wat ik bij me heb, zit nog niet optimaal in de tas. Gedurende de eerste dagen krijgt alles een vaste plek.

Het vak onderin m’n tas wordt de voorraadkast. Hier vind je de zakken met droogvoer die met kokend water erbij een diner worden. Hier zijn ook alle kaas, worsten en Snickers, de pindakaas, havermout en het hele kleine flesje olijfolie dat ik niet had mee hoeven nemen.

Voel je een kriebeltje in je buik als je het ziet, zie het dan als argument om ook eens je tent tussen de bomen te zetten zonder toestemming

Het linker zijvak is de bibliotheek. Hier steekt het boek dat ik bijna niet lees uit. En het almaar groeiende notitieboek [zien].

Het rechtervak is de badkamer met mijn tandenborstel, lenzenspul, zonnebrandcrème, en hun kompanen.

In het grote vak: de tent, de slaapkamerinrichting en de extra kleding voor als het kouder wordt, want Koud gaat het worden.

In het zijvak zit een halve rol wc-papier in een zakje (zodat het niet voortijdig nat wordt) én een zakje voor het gebruikte wc-papier.

Het uitvogelen wat waar hoort, is een van de grote geneugten van voortbewegend kamperen. Als ik iets nodig heb, hatsa, meteen gevonden. Als iets niet op de plek is waar het hoort, dan ga ik het meteen zoeken. Zo raak ik ook minder kwijt.

Het gebrek aan keuze is nog zo’n genot. Wat ik bij me heb, dat is ’t, daar moet ik het mee doen. Ik hoef niet eens na te denken over wat ik aantrek ’s ochtends. Dat is elke dag precies hetzelfde, met omgewisselde onderbroeken.

Om 1 uur kom ik mijn eerste mens pas tegen. Een jonge Duitser met een verende pas. Op een steen in de zon, midden in de bergen ga ik even zitten. Gewoon zitten. Het is mooi, stil. Ik loop al uren hier:

wandelsnot

Ik heb een wandelloopneus. De hele dag loopt ‘ie.

Toen ik Nepal liep*, zag ik de mensen hun neuzen legen door één neusgat dicht te houden met hun vinger en dan hard uit te blazen door de neus. Het was niet direct iets dat ik wilde leren, tot ik na dagen druppen, het gesnuit in een doekje beu was. Het voelde fijner dan ik verwacht had.

Inmiddels doe ik het vaak als ik wandel. Ik vind het zelfs leuk. Ik voel me een natuurmens. “Ik heb niks nodig, alleen mezelfffff!!”, zo voelt het.

zorgen

Ik schreef al over de reiszorgen voor ik vertrok. Nu ik hier loop zijn ze er nog. Het is, zoals mijn vriendin Tineke mooi zegt “als een silo’tje dat altijd gevuld wil zijn met zorgen.”

Wanneer gaat je redelijkerwijs voorbereiden op situaties over in onnodige zorgen? Het is een spectrum. En je kunt ook niet zonder enige zorgen want zorgen maken je duidelijk dat er iets is in je leven waar je iets mee moet.

Als je zo in de bomen bent, en zo lang met je eigen gedachten, wordt het denken anders. “Hoe zou het zijn zonder al die zorgen?” vraag ik me in een dalletje bij een drooggevallen waterval af. “Dan zou ik hier gewoon zijn, op deze prachtplek”. Dus nu vaker, als ik weer iets te veel neig naar onnodige zorgen, denk ik dat.

Zorgen horen ook bij grip krijgen op iets dat je nog niet begrijpt. Gaandeweg deze reis (ik ben uiteindelijk een maand op Tenerife en het buureiland La Gomera blijven wandelen) word ik relaxter. Hoe meer ik eraan gewend raak, hoe minder zorgen.

wit rood

Er loopt een Duits stel, beiden in een shirt met donkerblauwe streepjes, mijn kant op. ‘Is het dorp daar?’ vragen ze terwijl ze precies de verkeerde kant op wijzen. ‘Ik ga naar het dorp,’ zeg ik ‘en ik ga deze kant op’.

Ik leg ze uit dat ik een lange route loop, en dat je die wit-rood gemarkeerd is. Dat je overal ter wereld lange afstandsroutes kunt herkennen aan diezelfde markering. Het interesseert ze weinig (wist jij het al?).

Ik heb een beeld bij Duitsers dat ze enorme natuurmensen zijn, die nooit verdwalen, maar ze zijn natuurlijk gewoon als alle volkeren: een zeer gemêleerd gezelschap.

inslaan

In het dorp, Vilaflor heet het, eet ik wat, ik was mijn onderbroek en vul mijn waterzakken tot aan de randjes. Ik wil ook nog een groente kopen en een dekentje, want ik maak me toch zorgen over de komende Kou. Dit is het moment dat ik er achter kom dat ze op Tenerife aan siësta doen. Tussen 2 en 5 uur zijn de winkels dicht.

Te lang om te wachten dus ik en sleeeeep mezelf de berg na Villaflor op. Ik draag 4 kilo  extra (water), zou dat het zijn?

“Ga je wildkamperen?” vraagt een Spaanse man nors. Op mijn rug hangt het uitpuilende antwoord op zijn vraag.

Nu denk ik de hele avond dat die man de politie gaat bellen en dat die me gaan komen zoeken. Met politiehonden. Vast.
Inmiddels weet ik dat het met zo’n vaart niet loopt. Maar toen niet. Al doende, leert men.

Onderweg snuit ik mijn neus maar weer eens, het blijft maar lopen. Misschien heb ik ook een kleine voorhoofdsholte-ontsteking. Ik snuit nog eens. En zie rode spetters op de stenen, voel hoe het warm mijn neus uit loopt. Ik snuit weer, en ik zie een klodder geklonterd bloed. Laat ik maar eens ophouden met snuiten.

Met een propje wc-papier in mijn neus loop ik verder.

Het is al bijna tijd om te stoppen. Ik kan nog doorlopen naar tot het donker dichterbij is, maar hoe verder ik loop hoe hoger ik kom (en kouder) en ik ben moe.

Ik stap lukraak ergens de bosjes in en zoek naar een plek die vlak genoeg is om mijn tent op te zetten. Daar haal ik dan de stenen en grote takken weg. Ik kijk uit over het dal en zie Vilaflor liggen.

Als ik het propje verwijder is het bloeden opgehouden. Dat heeft zichzelf gelukkig opgelost.

Ik ben bang dat zij dus ook uitkijken op mij en dat de politie komt, etc. Veel te veel gedenk.

Om 18:30 uur lig ik al lekker in de tent, het begint net donker te worden. Voor de tentflap staat een bekertje muesli te wachten op de ochtend. Ik val opnieuw vroeg in slaap. Ik begin te wennen aan dit rustige, daglichtleven.


[wil je mijn notitieboek zien]
*dat stuk dat ik liep mag je niet meer alleen lopen

← Vorig bericht

Volgend bericht →

1 reactie

  1. Dat uitpuilende antwoord vind ik erg grappig.
    Weer leuk verhaal!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *