deel 1/3 |  Marina di Belvedere – Cosenza | trein 27,7 | fiets 31,3 km | auto 6,3 km | maandag 23 januari 2017

(Ik ging “Fietsend van Napels naar Palermo”. Lees alle verhalen vanaf hier, of koop mijn eBook en lees alles op je eReader)

Het regent.

Niet van die lieflijke mistige regen, die bijna geen regen heet, die je niet nat maakt, nee het Giet vandaag.

Ik bak een ei voor mijn ontbijt en kook een ei voor de lunch. Ik pak mijn tassen in en duik weer het bed in. Even wachten tot het minder hard regent.

In deze tijd kan ik mooi wat schrijven. Ik wil zo volledig mogelijk opschrijven wat er allemaal gebeurt, dat houdt in dat ik bijna dagelijks ongeveer drie kwartier tot een uur aan het schrijven ben.

Om 9.00 uur komt de gastheer mijn sleutel ophalen. We kletsen. Hij heet Antonio, onthoud ik nu. Hij studeert voor rechter. Hij legt me uit waar ik een sim-kaart kan kopen. Ik snak naar gezelschap en lepel de woorden zowat uit zijn mond. Ik wil koffie met hem drinken ergens in het dorp, maar hij heeft het te druk, moet studeren, drukdrukdruk. Ik heb dat lekker niet. Helemaal geen druk. Alleen maar stukjes fietsen, en stukjes schrijven, bedenken waar ik heen ga, (plek om te) eten vinden. Eigenlijk zijn mijn dagen ook best druk.

Om 10.00 uur regent het nog altijd, maar minder hard. Mijn fiets maak ik weer klaar voor vertrek, ikzelf ben weer natheidvermijdend ingepakt. Ik fiets naar de sim-kaartwinkel. Die warempel open is. Waar ik een sim-kaart koop. Ik moet 4 à 5 uur wachten óf tot 4.00 à 5.00 uur wachten, dat is niet duidelijk, maar het maakt niet uit. Sanne heeft een sim-kaart. Oh yeah.

In een reform-winkeltje, zulke winkels draaien hier voornamelijk op glutenvrijeproducten, zoek ik naar proteïnerepen want die zijn heerlijk en slepen me door zware momenten waarop ik geen tijd of ei heb om te bakken. Maar ze hebben ze niet. Ik neem me voor bij sportieve reizen altijd zo veel mogelijk Nederlandse muesli-, proteïne- en andere geweldige repen mee te nemen, nergens anders zijn ze zo goed als in Nederland, overal zijn ze moeilijker te vinden dan thuis.

Het regent nog steeds maar dat maakt niet uit. Ik fiets gewoon door de regen richting het zuiden. Ik slinger zingend door het landschap. Een vergeten liedje van Marco Borsato dringt zich aan me op. Het is een heel raar liedje dat gaat over zelfdoding. Ik ken de woorden maar half maar schreeuw ze luidkeels over de weg als ik daal. In het liedje zit een achtergrondkoortje dat steeds whoehoe zingt en dat wordt mijn refrein whoehoe zingschreeuw ik. Whoehoe! “Ben je gelukkig? Ben je bevrij-hij-hijd?” Whoehoe!

Dit is de originele tekst (waar ik me tijdens het zingen weinig van aantrek):

Ik veeg de tranen van m`n gezicht
Je hebt nog steeds je ogen dicht
Ik zou wel uren kunnen kijken
Naar hoe je hier nu voor me ligt

Je leefde altijd al met de dag
Maar de laatste tijd als ik je zag
Had je geen zin meer om te lachen
Ik vroeg me af waar dat aan lag

Want zo is het leven
Geluk en verdriet
Het werd je gegeven
Maar je wilde het niet

Ben je nu gelukkig
Of heb je nu spijt?
Mis je de jaren
Dat wij samen waren?
Want dat was toch een mooie tijd

Ik vraag me af waar of je nu bent
En of ik je wel heb gekend
Want iets in jou waar ik niet bij kom
Is aan dit leven nooit gewend

Kon je iets meer van me op aan?
En ik had dichter bij je gestaan
Had ik je dan iets kunnen zeggen
Waardoor je dit misschien niet had gedaan?

Want dit was je leven
Geluk en verdriet
Het werd je gegeven
Maar je wilde het niet

Ben je gelukkig?
Of heb je nu spijt?
Mis je de jaren
Dat wij samen waren
Want dat was toch een mooie tijd?

Als je kiezen mocht
Waar je geen zou gaan
Zou je terugkomen naar hier
Of ver hier vandaan

Dit was je leven
Geluk en verdriet
Het werd je gegeven
Maar je wilde het niet

Ben je gelukkig?
Of heb je nu spijt?
Mis je de jaren
Dat wij samen waren
Want dat was toch een mooie tijd?

Dit was je leven
Hier was je thuis
Waar ben je gebleven?
Zo ver van huis

Ben je verdrietig?
Of ben je bevrijd?
En waren de jaren
Die wij samen waren
Niet meer dan een verspilling van tijd?

Hoe dan ook
Je bent alles kwijt [luister]

Het zijn Nederlandse woorden op een Italiaanse hit, weet ik, maar op het moment dat ik zing heb ik nog geen Italiaan bij de hand die me kan vertellen welke.

In mijn eigen versie wordt er heel vaak whoehoe gezongen. Het is zo heerlijk. Whoehoe! Zo echt vals. Maar fijn dus. Op andere dagen borrelen er ook liedjes op, zomaar ineens. Stef Bos komt ook een dagje langs, die wil een uurtje “papa” met me zingen.

Ik vind het in het bijzijn van anderen vervelend om te zingen. Ik zing vals en er zijn altijd mensen die daar rotopmerkingen over maken. Een van die mensen was mijn zangleraar toen ik op de basisschool zat. Hij zei dat ik beter kon stoppen met het koor waarin ik zong.

Zingen is zo fijn om te doen, of je nou maat of toon kunt houden of niet. Misschien is het voor anderen vervelend als jij er doorheen schalt met je valse beblèr, maar voor jezelf is het fijn.

Ik zou best beter willen kunnen zingen, maar het idee dat ik niet kan zingen, dat ik te vals kraak om geluid te mogen maken zit zo diep dat ik het alleen onder bijzondere omstandigheden doe.

De eerste keer dat ik me recentelijk realiseerde hoe moeilijk ik het vond om luidop te zingen, was toen ik een sjamanistisch ritueel bijwoonde. Diep in de nacht ontwaakte ik in een groep slapende vrouwen. Één van hen was ook wakker, ze zong. Ze gaf mij de zingstok, die was er. Die was er eerder op de avond ook al maar ik had ‘m kundig ontweken. Nu waren we met z’n tweeën wakker en ik zong aarzelend en jan-kend mijn versie van The Rose van Bette Midler. Het was een bevrijding.

Op de fiets nu ook. Met volle teugen. Zonder de woorden te kennen. Terwijl ik natter en natter en natter word. Mijn regenkleding is geweldig, maar zoveel water is niet tegen te houden. Ik ga op zoek naar een pizzeria. Even opwarmen met een calzone ♬.