Om twee uur was school uit. Ik was aan de vroege kant want de vorige keer was ik aan de late kant en haasten met een bakfiets was me niet bevallen. Ik ging op de rand van de zandbak mijn Instagram bijwerken. Twee kinderdagverblijfmedewerkers liepen gewoon de school in, dus dat zou wel mogen al.

Y kwam vandaag uit de klas rechts (in plaats van die rechtdoor) want de juf was ziek. Ik hoorde de klas keihard lachen en de juf bevestigen “ja dat was grappig hè”. Het was oorverdovend op de gang, met groetende vaders en pratende moeders en kletsende kinderen. Een moeder stond te huilen want het was de eerste schooldag, leek ze te zeggen. Maar kan dat half november? In een klas met zesjarigen?

Even later ging de rechter deur open en zaten alle kinderen rustig en netjes op hun stoel te wachten tot hun naam werd genoemd. Dan mochten ze dag zeggen tegen de juf en naar huis.

Ik zwaaide enthousiast naar Y en hij glimlachtezwaaide breed terug, gelukkig maar want ik ben altijd bang dat ze me niet herkennen of heel hard gaan huilen als ze me zien. Hij bruiste van de energie en rende de gang door naar de speelplaats, terwijl ik zijn broertje ophaalde uit een andere klas.

K kijkt wel met van die grote ogen voordat hij weet wie ik ben, en dan “oh ja” een glimlach en kan hij weer heel trots laten zien dat hij zelf zijn jas aan kan doen door de jas op de grond te leggen (“muts naar je toe”) en ‘m over je hoofd te slingeren. Mijn enthousiasme daarover is ongeacteerd, het is echt een coole zelfstandige manier van je jas aandoen.

Nog geen tien minuten en ik heb al geen idee meer waar Y is. K’s juf ziet me zoeken. Ik weet nog niet dat hij gewoon het schoolplein op kan rennen zonder direct meegenomen te worden door kidnappers.

We hebben nog even op het speelplein gespeeld, daar wist ik van bijna niets of het mocht of niet.

Van dat hele hoge muurtje afspringen? Volgens mij breek je al je botten.
Koprol over de stang? Kan jij dat al?
Lopen over de stang? Alleen met mijn hulp ( volgens mij had ik dat echt moeten ontmoedigen).
Uiteindelijk zwaaide K zelf aan de lage stang, hij leek het voor het eerst te doen en keek er erg trots bij. Y brak niet al zijn botten toen hij van het hele hoge muurtje afsprong.

Ik heb nauwelijks ervaring als opvoeder en heb geen idee wat je doen moet met die kleine wezens. En toch zijn Y van zes en K van twee of drie (ik heb het niet goed opgeschreven in mijn agenda en ik heb het niet nog een keer gevraagd) vandaag onder mijn hoede.

Een vriendje van Y vraagt of ik de oppas ben. “nee” zeg ik.

Heel af en toe pas ik op de kinderen van mijn vriendin Maya. Zij heeft de PABO gedaan en ze is heel geduldig, elke keer als zij haar mond opent tijdens het opvoeden wil ik aantekeningen gaan maken, want zei doet het volgens mij precies goed. Ze kookt hartstikke gezond, zonder suiker en met allemaal vezels.

Maar ik ben geen oppas. Ik ben de vriendin van Maya die oppast, dat is semantisch geneuzel maar ik voel me niet de oppas, dus ik kan niet zomaar ja zeggen. Oppas was ik toen ik 10 was en bij de buren zo veel mogelijk chips per avond probeerde te eten terwijl kinderen sliepen en bleven slapen.

Dat was natuurlijk een erg ingewikkeld antwoord want wat was ik dan wel? Laten we het niet labelen. Maar dat ging er bij dat vriendje natuurlijk helemaal niet in. Die bleef lekker vragen wat ik was, ik begon te vermoeden dat ik nu de indruk aan dat kind gaf dat ik een kinderlokker was en me zojuist verraden had, maar hij dacht hopelijk gewoon aan doordrammen verder niks. 

Y en ik keken elkaar alsof we een geheim hadden, maar we wisten natuurlijk allebei niet wat ik was, als ik niet de oppas was.

Heel af en toe pas ik even op. Fiets ik met de bakfiets, probeer ik genoeg voedsel in ze te stoppen met vezels en vraag ik me af of ik het allemaal goed doe.