De laatste vissticks in het vriesvak zitten met z’n achten in een doosje met daarop een oude, witte kapitein. Dit is Ton’s versshop. Ze verkopen hier heel weinig (in vergelijking met hun blauwe overburen) en alleen A-merken, maar de dame die hier altijd achter de toonbank staat is aardig en oud. En het is de enige boodschappenwinkel op deze route van de stad naar huis die niet in handen is van een keten.
Ik wil liever een grotere doos vissticks. Minder verpakking, meer vissticks in onze vriezer, dubbel bonus. “Hebben jullie grotere verpakkingen?” vraag ik. Waarop ze antwoordt dat die donderdag weer binnen komen. “Maar ik wil vandaag vissticks eten” huil ik.
Ik huil niet echt, maar ik zeg het wel en laten we hierover heel duidelijk zijn: dat ik het zeg heeft geen enkele zin. Zij kan niet toveren en ik ga toch de kleine verpakking kopen. Ze gaat geen grotere voorraad inkopen of zorgen dat er op magische wijze precies op die ene dag in het jaar dat ik ineens denk: “VISSTICKS” heel veel vissticks zijn, onmogelijk.
De blauwe vriend kan dat, wat zij hebben een enorm systeem dat bijna aanvoelt wanneer jij naar een oude, witte kapitein smacht.
Ik heb bij de Perse Polis al een paar keer moeten zuchten. Ik had namelijk eindelijk ontdekt wat de lekkerste yoghurt binnen mijn winkelbereik was. Deze yoghurt was niet te zuur, lekker romig, niet te vet en niet te mager. Geweldige yoghurt. Die altijd op is.
Er zijn vaker dingen op bij de Perse Polis. Inmiddels moet ik er om lachen omdat ik de verwende consument in mij tegen de koelkast zie trappen en schreeuwen: “waar is mijn YOGHURT!!! Ik ben helemaal hiernaartoe gefietst want dit is precies de goeie en hij is alweer oh-hop.” Dan glimlach ik om mezelf omdat ik verwend ben geworden.
Omdat ik er gewend aan was geraakt dat ik altijd maximaal 10 minuten fietsen was van een grootverpakking vissticks.
1 Reactie
1 Pingback