toch even een prinses (dag 18)

deel 3/3 |  Milazzo – Vulcano – Milazzo | fiets 15,3 km | wandelen 16 km | boot 88,6 km | dinsdag 31 januari 2017

De dokter wil met me eten. “Yes, please!”

Ik ontmoette hem eergisteren in Messina, maar ik ben nog helemaal niet zo ver van hem vandaan. Hij kan veel sneller reizen: met een auto ben je zo over de berg tussen Messina en Milazzo die ik omzeilde. Kijk maar.

Ik trek mijn feestjurk weer aan. Eronder heb ik mijn sportlegging en mijn oranje sportschoenen. Ik ben echt gekleed voor een chique diner.

Het spreekt vanzelf dat hij me bij mijn B&B komt halen, met de auto. Hij is tenslotte een Italiaan. Ik ben geen Italiaanse, dus ik sta op de geschatte aankomsttijd buiten te wachten.

We groeten elkaar, twee kussen. Zo doen ze dat hier, hè. Hij is nog steeds leuk.

Ik wil voor de winkels dicht zijn nog even havermout kopen. Het mijne is op. Ik moet en zal morgen havermout eten bij het ontbijt, geen beschuitjes met Nutella. “Wil je met de auto?”, vraagt hij. Zo Italiaans ben ik nog niet hoor, we gaan gewoon lopen. Er we starten onze date dus met een wandeling naar de (enige) biologische winkel (in de wijde omtrek) waar ze, weet ik, havermout verkopen.

We kletsen, wandelen, bezoeken weer een dichte toeristische attractie in het donker. Wat een gezelligheid.

Hij draagt mijn tas terwijl we door de donkere, lege (ja laagseizoeeeen) straten lopen. Ik vind het niet nodig dat hij mijn tas draagt,, maar ik heb net een halve kilo havermout gekocht en hij biedt het aan. Hij biedt het aan terwijl hij weet dat het voor mij niet hoeft, dat ik het niet gewend ben. We praten daarover, over hoe je met het andere geslacht om dient te gaan (als een prinses behandelen). Waarom mannen de tassen dragen (omdat hun spullen er vaak ook in zitten). Ik wil geen prinses zijn, maar hij mag best mijn tas vasthouden vandaag. En de deuren open doen en me voor laten gaan en de deur van de auto openmaken, en al die andere galante dingen die ik -eerlijk waar- alleen nog maar in films heb gezien.

Ik vertel over mijn zwavelbad van vandaag, over dat er op de borden stond dat ik niet naar binnen mocht en dat ik dat dus niet deed. Hij vertelt me meer over Italianen: dat ze verboden zien als aanwijzingen dat het niet mag maar dat het dus wel kan. Dat vind ik een geweldige manier om met “nee” om te gaan en ik neem me voor om verboden vaker te negeren.

We zien een restaurant, in de naam iets met piraten, daar gaan we straks waarschijnlijk wat eten. Wat praktisch als je even kunt kletsen met de ober en dan kunt vragen: “is de keuken al open” en “hoe laat gaat ‘ie dicht” en dat je dan ondertussen allerlei gezellige kletsjes uit kunt wisselen. Ik ben er een beetje jaloers op dat je zomaar kunt communiceren met je omgeving.

We wandelen verder.

Hij heeft het nog nooit zó gezien roept hij uit: zonder mensen, zonder muziek en lachende gezichten. Zonder warmte, zonder… Ja! Hou maar op hoor! In de zomer is het beter hier. Ik weet het, in de zomer is het drukker en anders en levendiger, maar ik ben nu hier. Ik kan terugkomen als het zomer is, maar daar gaat het nu niet om. We zijn hier nu.

Een ander restaurantje trekt onze aandacht:”Toto, geef me de olijfolie eens door” heet het. Er staan mooie oude stoelen buiten. Er hangt een menu maar ik krijg de kans niet er op te kijken: hij pakt mijn arm, we gaan hier naar binnen.

Het restaurant is leeg (jaha). Het is geen aperitvo-plek: dat doe je niet in een restaurant, dat hoort in een bar, maar we mogen wel zitten hoor. Nessun problema. Die denken ook: “eindelijk gasten, we laten ze niet gaan!”. De Dokter en de ober babbelen en zo krijgen we een afgrijselijk lekkere wijn en leer ik de naam van de druif der druiven, de druif die ik na vandaag overal zal zoeken en bestellen: de Nero d’Avola [zeg: neero voolà].

Toch maar op de kaart kijken, hè. Voor we er erg in hebben, zijn we onze primo piatto, het eerste hoofdgerecht (me likes how that klinks) en het secondo piatto (..) aan het bestellen. De ober en de Dokter praten over lokaal en duurzaam en al die hippe shit waar ik vaak zo mee bezig ben. Nul-kilometer-eten noemen ze dat hier en het is in dit restaurant erg belangrijk. De Dokter vertaalt en kletst met de ober. Wat leuk. Als hij het ergens helemaal mee eens is zegt hij perfetto, en dat klinkt zo heerlijk content en Italiaans dat ik telkens als een schaapje moet glimlachen als ik het hoor.

We eten de eerste ronde pasta. Van die perfect gekookte, hyperlokale pasta met mosselen erin, bij de tweede ronde eten we nog meer geweldige pasta. Het is allemaal goddelijk, de porties zijn precies groot genoeg. We sluiten af met een bakje tuinaarde in een bloempot voor Sanne, hij had een citroenmouse. Echt: de presentatie was een bakje eetbare tuinaarde met een bloem erin, de tuinaarde smaakte naar chocolade. Ik heb zelf lekkerdere bewerkingen van chocolade gegeten (vele) maar het is niet vies. We drinken nog een buitengewone grappa, een caffé er achteraan. Wat een avond.

Zonder bloos of blik vraagt hij de rekening en betaalt. Ik accepteer dat op gelijke wijze. Ik vermoed overigens dat, had ik wel aangedrongen op meebetalen, ik mijn vakantie een aantal dagen had moeten verkorten i.v.m. het wak dat in mijn budget was geslagen. Nee, grapje ik had dan gewoon vier dagen noedels in een pannetje zitten koken op het terras van een hotel.

En nu? Nu is het tijd voor dat uitkijkpunt hè, waar ik een paar uur geleden zo oh- en ah’end wandelde. Hij heeft al laten blijken dat hij van uitkijkpunten houdt toen hij me er op onze eerste date meteen twee liet zien in zijn stad. Nu kan ik hem er een laten zien in mijn stad.

We lopen naar de auto en rijden naar het uitkijkpunt. Hier zijn de sterren zo helder. Het is er rustig. We volgen mijn voetstappen van eerder die avond terug, hangen wat tegen een hekje en ja, dan gaan we natuurlijk zoenen.

Na een tijdje krijgen we het koud en gaan we nog even in de auto zoenen, zoals dat hoort hier. Er wordt heel wat gefriemeld en gefoosd. Het wordt veel te laat. Deze dame moet fietsen morgen en hij moet natuurlijk weer levens gaan redden, zoals je doet als dokter. Hij brengt me terug naar mijn B&B. Daar aangekomen blijf ik nog even zitten, wacht tot hij de auto voor me open maakt. Ik ben nu even een prinses geworden. Hij brengt me naar de deur, kust me gedag, belooft me te komen redden als ik de komende dagen ergens in de penarie raakt (engel nummer drie) en rijdt weg.

Dag Dokter!

 

>> Zouden we elkaar nu nóg een keer gaan zien? Blijf kijken!  

 

← Vorig bericht

Volgend bericht →

1 Reactie

  1. Margriet

    Heerlijk avontuur en fijn beschreven!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *