Hij was dol op bergwandelen met vrienden en hij was dinsdag vrij. Ik ben dol bergwandelen en kon best een dagje niet werken. Huisgenoot Gianluca kon niet mee want hij moest naar een vergadering.
Zoals het Sicilianen betaamt konden we pas heel laat concrete plannen maken, en zoals het hen al helemaal betaamt was hij te laat toen hij me de volgende ochtend op kwam halen met de auto, maar slechts vijftien minuten.
Hij was er om kwart over zes. Ik had krap vijf uur slaap mogen genieten: we moesten vroeg naar de Etna, want in de middag hult de hoogste berg van Italië zich in wolken. Je kunt dan uren door het grijs lopen, zonder enig uitzicht te zien.
Onderweg kochten we een paar verse broodjes, stukken kaas en geroosterde uien. Om 8.00 uur stonden er al 25 graden op de thermometer.
Er is iets mis met mijn voorstellingsvermogen. Wanneer het warm is, kan ik me niet voorstellen dat het ooit weer koud is. En dat kou vervelend is. Dat zal toch allemaal wel meevallen! Ik laat graag mijn fleece jack achter omdat het nu warm is. Ik sla het aanbod handschoenen te lenen af: onnodig, ik heb toch lange mouwen?
We parkeren de auto en al voor we honderd meter gelopen hebben, ben ik buiten adem. Mijn conditie is prima, maar we zijn al hoog. Ik neem kleine passen. Al snel zweet ik, zie je wel dat ik geen warme kleren nodig heb? Ik trek één van mijn twee sportleggings uit.
We volgen de paden en slingeren zigzaggend omhoog. Het is vermoeiend, maar te doen. Na een tijdje vind ik mijn adem terug. We komen in een mooi wandelritme.
Dan verlaten we het pad. We lopen gewoon zó de berg op. Zo bekijk ik een landschap niet vaak: als een open ruimte waardoor je je vrij kunt bewegen. Ik zie de paden en het komt niet in me op om elders te lopen. Er is toch een pad?
We vinden onze eigen weg door de woestenij. Hij op stevige bergschoenen, ik op mijn oranje sportschoenen (trouwe vrienden). Komen we ergens boven aan, zien we een gigantische weidse, zwarte vlakte in de diepte. Een maanlandschap gemaakt door gestolde lava. Zo’n foto brengt dat gevoel daar te staan en een nietig mensje te zijn helemaal niet over.
We klimmen verder omhoog, het is fucking vermoeiend.
Het is niet zoals bergwandelen als ik gewend ben, dit is recht omhoog. Het wordt steeds kouder, toch zweet ik pijpenstelen. Uit de wind eten we brood met kaas en verrassingschocolade.
De wolken bedekken de top al. We zijn niet (veel) te laat vertrokken, maar we hebben pech. Vandaag zijn de wolken vroeg.
Ik ben opti*mist*isch (hoerawoordgrap), maar dat is onterecht. Ik denk dat het gaat om het lopen, dat het uitzicht slechts een bonus is op het bewegen. Wanneer we door een grijze waas, over een zwarte vlakte, over zwart grind naar een prachtig uitkijkpunt lopen, waar we niets kunnen zien, weet ik niet meer waarvoor we het doen. Het is vermoeiend. Als hij doorloopt en ik achterblijf om te plassen, zie ik hem na vier meter al niet meer.
Pas als de wolken even wegwaaien, zien we waar we zijn. Zien we een stukje van de top, zien we het land ver weg onder ons. Het is koud. Ik trek allerlei laagjes aan, eerst mijn eigen, dan geleende kleren van Gianluca. Mijn handen zijn koud, natuurlijk zou ik nu wel handschoenen willen.
We lopen heel, heel langzaam omhoog. Mijn schoenen glijden weg over het losse grind. We gaan heel steil heel langzaam heel zachtjes zonder praten slechts hijgen zonder te zien waar we waren of waar we heengaan gaan we omhoog.
En dan heb ik er genoeg van. Ik wilde bewegen. Ik heb genoeg bewogen. Ik wil niet nog vijf kilometer verder op deze manier, we moeten nog meer dan anderhalf uur vooraleer we bij de top zijn. Voor hem vind ik het lullig, we zijn al zo ver en ik zie wel dat hij makkelijk nog verder kan. Maar ik niet. Mijn koek is bijna op en we moeten ook nog naar beneden.
We draaien om en lopen naar beneden. We glijden weg, zwaartekracht versnelt ons. Het wordt rap warmer, na een tijdje laten we de wolken achter ons. We rennen over een brede, zwarte, steile strook met los zand naar beneden. Het fijne zand verstopt zich in mijn schoenen en maakt ze steeds kleiner. Ik moet ze uittrekken, legen, aantrekken, herhaal.
We vinden een kleine grot en verheugen ons op de grote grot die we vandaag ook nog gaan bezoeken.
Die grote grot klimmen we in. Op mijn hoofd de fietshelm van Gianluca, de Wandelaar met een klimhelm. We hebben bergklimspullen zodat we in de grot kunnen klimmen. Ik ben benieuwd naar mijn claustrofobie. Ik droom wel eens van het wringen door smalle spleten in donkere grotten. Dat zijn niet mijn fijnste dromen.
Een half uur staan we te dubben voor een gat van twee meter diep. Ik heb, buiten mijn recente geboulder met Gianluca weinig klimervaring, de Wandelaar heeft pas een paar keer eerder geklommen en kan slechts één knoop en heeft maar één klimgordel. Naar beneden, dat moet nog wel lukken maar we kunnen niet bedenken hoe we daarna weer naar boven moeten komen. Echt niet.
Dus we staken het dubben en we draaien ons om. We zoeken een andere grot. Die is gemakkelijk gevonden, eromheen staan bosjes toeristen. We lopen de grot binnen, daar begint net een rondleiding en zo leren we over hoe lava tunnels maakt en hoe (een oor in ander oor uit). De gids betrekt ons in zijn rondleiding.
Het is een rechte tunnel naar achter, met een klein slurfje naar rechts. Dat is het. Hier kun je je claustrofobie niet testen.
Bij de grot is een muur van vijf meter, hier wil ik leren abseilen. De Wandelaar heeft zo’n leuke klimgordel en ik wil mijn abseilkunsten bijveilen. De Wandelaar vind dat we beter een leuker mooier stukje Sicilië kunnen zoeken voor mijn abseilles maar ik dring aan. Hier is het goed.
Ik klim even de muur op. Dat ziet er ongeveer zo uit:
Deze foto is van ergens anders, omdat ik na de twee boulderlessen van Gianluca geen ongelijke muur meer kan zien zonder te denken: daar zou ik op kunnen klimmen.
Als ik boven ben, krijg ik van de Wandelaar de klimgordel. Verkeerde volgorde.
Ik zal het maar eerlijk toegeven, van het vastsjorren van dat klimgordel krijg ik warme onderbuikgevoelens. Alleen al voor dat gevoel zou ik vaker willen klimmen met een klimgordel. Bij het boulderen had ik overigens geen klimgordel aan, maar dat vond ik ook leuk.
Het is even eng om met mijn lijf en leven toe te vertrouwen aan die ene knoop die de Wandelaar kent, plus de draagkracht van die erotische klimgordel. Maar het went al snel. Na een paar keer naar beneden te hebben geabseild, een paar keer omhoog te zijn geklommen ben ik tevreden. Ik ken het trucje nu. Ik kan het. Top. Handig voor wie weet wanneer.
Inmiddels is het al bijna Italiaanse avondeettijd dus we zoeken een pizzeria en de Wandelaar kiest een fles rode wijn uit. We kiezen niet zomaar een wijn, die moet afgestemd op de ingrediënten van de pizza. Wat ben ik dol op Sicilië.
<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3<3
In de buurt van Utrecht kun je ook klimmen in een bos, laat ik dat maar eens gaan doen binnenkort. Volgens mij krijg je er ook een klimgordel, voor de veiligheid, rrr.
Sanne Bloem
ik ben uiteindelijk gaan klimmen, met Pauline, dat stukje staat hier: https://sannebloem.nl/blog/mijn-lieveling