deel 3/3 |  Oliveri – Vallebruca-Iria  | fiets 52,4 km | trein 8,4 | wandelen 5,0 km | auto 31,5 km | donderdag 2 februari 2017

Ik ga hem vragen of ik bij hem thuis mag logeren.  Ik loop terug naar de tafel.

Hij zit er nog steeds en heeft dus niet mijn tas met mijn paspoort gestolen noch mijn fietssleutel gepakt om er vandoor te gaan met mijn bezittingen. Dat is alvast een goed teken. Het illustreert tevens dat ik algemene reisregels over omgaan met je eigen bezittingen (en geleende bezittingen!) in de wind sla.

Het is niet gemakkelijk om hem duidelijk te maken wat ik wil: “heb je een bank vraag ik? Ik couchsurf namelijk graag en ik zou op jouw bank willen slapen.” Nee, dat snapt hij niet. Hij heeft geen bank. “Allora” zeg ik “ik wil niet elke nacht voor een hotel betalen, mag ik bij jou thuis logeren, als gast?” Hij moet er even over denken. Zegt dan: “er is geen stromend water”.

Ik kreukel mijn gezicht in een vraagteken. In wat voor huis woont hij, dat hij geen stromend water heeft? Waar ga ik dan terecht komen?? Vet leuk spannend. Ik kan best een dagje zonder douche.

Hij heeft blijkbaar een huis op een berg, een soort vakantiehuis, daar kan ik wel logeren. Met als voorwaarde dat als hij straks weer naar Utrecht komt, hij dan bij mij mag logeren. “Prima”, toets ik in in de vertaalapp. “Bene” zegt de app.

Ik grijns als een maniak. Ik vind het zo cool dat ik een fietser van straat heb geplukt en nu bij hem kan blijven slapen. Ik maak me geen zorgen over of dit allemaal wel verstandig is. Ik stuur wat berichten naar Shammie zodat het thuisfront weet met wie ik voor het laatst gezien ben ev. maar vooral omdat ik haar wil laten zien met wat voor hunk ik aan het fietsen ben.

We fietsen nu samen. Hoe ver het precies is, dat weet ik niet, want op de fiets is het moeilijker communiceren. Het is moeilijker om de vertaalapp te gebruiken, alhoewel je op de foto ziet dat hij het toch probeert en dat ik daar dan een scherpe foto van probeer te maken.

Waar ik achterkom is dat hij een paar dagen per week als verpleger werkt in het ziekenhuis waar de Dokter ook in werkt. Dat is best toevallig. Gelukkig werken ze op andere afdelingen.

Ik weet niet hoe leuk de Dokter de ontwikkelingen van de afgelopen dagen vindt maar daar wil ik geen rekening mee houden want we hebben twee dates met elkaar gehad. Ik wil me absoluut op geen enkele manier laten weerhouden wat dan ook te doen, als ik daar zin in heb. Ik wil best een bergminnaar zonder stromend water hoor, ik bedoel, ik ben niet per se iets van plan, maar je weet nooit. Ik schrijf dat nu vooral op omdat ik aanneem dat jíj, de lezer, denkt: “je was toch met de Dokter aan het daten???” en ik gebruik hem als vehikel voor de uitleg.

Ik fiets met het tempo van een wielrenner: keihard bergen op, nog harder als we niet stijgen. Na een tijdje zegt hij -de lichtgewicht mountainbikefietser zonder bagagedragerbagage- hijgend dat ik minder hard moet fietsen. Dat ik echt heel sterk ben geworden in de afgelopen twee weken en een superconditie heb. Klopt, ik ben er superrr trots op. Maar ik fiets nu vooral een tandje harder dan normaal omdat ik wil laten zien wat ik kan en omdat ik blij ben met hoe deze dag zich ontwikkeld heeft.

We fietsen samen, wat leuk om samen te fietsen! Hij weet de route dus ik hoef daar niet op te letten. Ik kan lekker rondkijken en ga links als hij links zegt. Dat ik nu rekening moet houden met iemand anders’ tempo is minder fijn. Precies hierom vind ik het fijn om alleen te fietsen. Dan gaat alles precies in het goede tempo, of dat nou hard is of zacht. Hij fietst meestal voorop, waardoor ik nu pas merken waarnaar ik normaal de hele dag kijk: naar de weg voor me. Die kan ik nu niet goed zien omdat hij er fietst en zijn banden zijn dikker dus hij kan over dingen fietsen waar ik niet overheen wil fietsen, dus ik kan zijn voorbeeld niet klakkeloos volgen.

We fietsen en praten soms, we zwijgen. Ik bel het hotel af. Hij vertelt dat ‘ie straks nog gaan sporten in de sportschool. Nou dat staat dus op mijn lijstje van dingen die ik nog wel weer eens een keer wil doen, lijkt me leuk! Dus ik vraag of ik mee kan. Hij belt meteen allerlei mensen op om het te vragen. Ik bedenk me dat ik daar dan mooi meteen ook kan douchen, dubbelfijn.

We komen aan in Sant’Agata di Militello, daar vul ik mijn bidon tot het randje want we hebben straks geen stromend water! Ik heb nog 3 liter (a.k.a. 3 kilo) water in mijn bidonzak achterop mijn fiets, daar moeten we het deze nacht mee doen.

“Nou, vanaf hier nog 6 kilometer de berg op” zegt ie. Oh. jee.

Het is een pittige klim. Ik heb geen zicht op hoe lang het nog gaat duren en dat is voor nu prima, gewoon omhoog omhoog omhoog. Ik zweet en hijg. Het is zwaar. In een bocht stoppen we en haalt hij uit zijn stuurtasje vier snoepjes. Het zijn de lekkerste snoepjes ooit gegeten door de mensheid. Een ervan was een ronde kinder bueno. Het andere was iets nieuws, op het papiertje stond “torrone finissimo di mandorle”, het was iets met amandel en kaneel en ik stond me daar een smaakorgasme te beleven, met kreuntjes en oh-wat-lekker-uitroepjes. Die snoepjes kwamen dus best van pas. Ik begon ook al honger te krijgen trouwens. Nou, hup, verder fietsen.

En dan, in een bocht, staan er ineens twee kleine paarden die verdacht veel lijken op shetlandpony’s. Nu weet niet iedereen hoe DOL ik ben op shetlandpony’s dus ik zal er kort over uitweiden. Mijn opa had ze vroeger. Hij had een paar verwaarloosde pony’s gezien en hij had heel wat leegstaand weiland en een voorliefde voor paarden, dus hij ving de shetlandpony’s op. Die beesten vonden elkaar erg aardig dus het werden er steeds meer en mijn opa had dus regelmatig kleine optilpaardjes die je kon aaien en waar we als ze groter waren op mochten rijden toen wij nog klein waren. En ze roken heel erg lekker. Vanaf toen vond ik ze leuk. Toen ik begin 30 was (nog beginner dan nu) wilde ik heel graag in een klein huisje wonen en dat de buurman dan twee shetlandpony’s had. Zodat ik er niet voor hoefde te zorgen -ik wil altijd weg kunnen- en zodat ik ze dan wel kon ruiken en bij ze in de buurt kon zijn. Mijn eerste fantasievakantieplan i.p.v. het uiteindelijke fietsplan was shetlandpony’s zoeken in Nieuw Zeeland en toen zag ik wat een ticket kostte. Kortom: als er shetlandpony’s zijn, dan is dat een Goed Teken. En nu zie ik er twee.

Ik stap af. Hij zegt: “komkomkom, we hebben net nog een bonbon op!!!!!” En ik zeg “ja maar shetlandpony’s!!!” oh als je alleen bent dan mag je lekker wel stoppen als je wil! Ook al heb je net een bonbonop. Aiaiaiai, ik zie shetlandpony’s… voor het eerst!! Dat is vast heel betekenisvol. Aiaia, dadelijk komen we straks op de berg en dan zie ik dat huis en dan is het mijn droomhuis en dan moet ik wel met hem trouwen, met deze grote fietser die ik vond onderweg.

Maar dat blijkt allemaal wel mee te vallen.  De hunk is een beetje humeurig, het is moeilijk een gesprek met hem te voeren en is een verwend nest. Als hij zijn zin niet krijgt, mokt hij. Als mensen iets willen dat hij niet wil dan zucht hij diep en dan zegt hij “ok ok ok ok” en dan doet hij het toch. Maar hij is ook een goedzak en maakt een prima vriend-voor-een-dag.

Het was heel ver. Halverwege moest ik nog even afstappen want ik kon echt niet zo steil fietsen. Hij weer: “komkomkom” en ik zei, gewoon in het Nederlands “ja moet je voelen hoe zwaar mijn fiets is, ik kán niet zo snel” en hij zo “ja pff kan toch heus” en ik wíst al dat hij mijn fiets zou overnemen want hij is tenslotte een Italiaan en die doen dat sowieso én ik wist dat hij dan zou schrikken want mijn fiets is vet zwaar, met al die bepakking.

Hoe waar dat is weet ik pas als ik zíjn fiets vastpak, wel zo eerlijk dat ik die dan vasthoudt hè. Die is heel licht. Hemeltjelief. Ik schrik er een beetje van. Ik had niet door dat mijn fiets zo zwaar was.

Hij heeft het zwaar, hahaha, die grote sportreus is aan het zweten om mijn fiets de berg op te duwen en ik huppel vooruit met zijn lichte fiets. Prachtig.

Ik krijg nog een keer een snoepje, nu maar eentje. Ik vermoed dat hij door zijn voorraad heen is nu, het gaat twee keer zo snel zo. Dus ik tover een snoepje uit mijn tas, ik weet niet meer welk, maar word met een vergelijkbare supersmile bedankt. Ook hij houdt van zoete verrassingen.

Op het einde heb ik honger en het is ver en ik ben moe en ik heb het koud en zoals je nu na al die verhalen toch wel moet weten ben ik dus een beetje sip en ga ik nu soms huilen omdat ik het zo zwaar vind, maar ik hou me in want we zijn er vast bijna. Hij plukt nog even wat sinaasappels en dan gaat hij ineens naar links en dan zijn we er.

De avond is aan het vallen. De lucht kleurt zo mooi. Ik zit uit te hijgen en kijk stil naar de lucht terwijl hij de sleutel aan het halen is. Hij komt terug met de sleutel en een bak met eten.

Het is het lekkerste eten dat ik ooit gegeten heb. Echt. Terwijl dat redelijk geobserveerd niet mogelijk is want a) mijn beste vriendin is een hele goeie kok en b) het is oud brood met tomaten en olijfolie en lenteui, kijk maar:

Desondanks: tweede smaakorgasme van vandaag, good busy! Als toetje vers geplukte sinaasappels. Droommaaltijd.

Het is een klein appartement met een woonkamer, zonder bank inderdaad en een slaapkamer met twee losse bedden die demonstratief uit elkaar worden geschoven. Oké. Er is natuurlijk wél stromend water. Hij spreekt gewoon geen goed Engels, hij bedoelde: er is geen warm water, best een belangrijk detail.

We zitten even te kletsen. Het gaat niet echt gemakkelijk. Hij is moeilijk te lezen en gedraagt zich een beetje vreemd, maar ach. We gaan zo naar de sportschool, maar ik ben echt helemaal kapot hoor. Ik hoef vandaag echt niet meer te bodypumpen of op een band te rennen. Dat zeg ik hem ook en hij gaat allemaal telefoontjes plegen.

We vertrekken in zijn auto. Oh dan gaan diezelfde kilometers ineens makkelijk. Tjongenjongejonge. We gaan nu eerst naar de voetbalvereniging, legt hij uit, daar kan ik dan douchen, daarna gaat hij sporten. Wat ontzettend lief is dat. Heeft ‘ie een gratis douche voor me geregeld.

Op twee velden spelen jongens en mannen voetbal in hesjes onder felle lichten. Naast de tribune is een bouwkeet met kleedkamers, daar mag ik douchen. Er is niemand. Hij zegt dat ‘ie wacht tot ik klaar ben.

Ik zet feestmuziek aan, gooi al mijn kleren op de grond zodat ik ze uit kan spoelen, ga lekker dansend staan douchen. Wat een toffe plek om te douchen.

De Fietser wordt natuurlijk ongeduldig, dat is zijn aard: hij wil voetballen als hij de anderen ziet voetballen, dus hij roept iets van “ik ben ff voetballen”.  Als ik schoon en droog ben en alle kleren van vandaag zijn uitgespoeld, vind ik hem zwetend op het voetbalveld. Ik kijk hoe ze voetballen en ben content.

Als hij me ziet, wisselt hij. We rijden naar de fitnessschool waar we anderhalf uur later afspreken. Ik ga lekker winkelen.

Althans dat is het plan, maar nu heb ik alwéér de Italiaanse winkeltijden verkeerd en nu is alles net dicht. Ik slenter wat door stille straten, vind een apotheek met proteïnerepen, eindelijk. Ik drink een koffie en probeer een krant te lezen, vind een wijnbar met Nero d’Avola en sms de Fietser dat hij me daar op mag komen halen.

Of ik honger heb, vraagt hij als hij binnenstormt. Ik kan heus wel weer wat eten dus we halen een familiepizza ter grootte van je oma’s bijzettafel en krijgen er schaafijs bij cadeau: “granita” met citroensmaak. In de auto bij de haven eten we onze monsterlijk grote pizza op, wat zijn we toch echte Italianen zo.

Thuisgekomen duiken we allebei netjes in ons eigen bed, ik prop mijn oordoppen in en draai me op een oor. En ik grijns. Wat een dag.