deel 1/4 |   Palermo  | fiets 14,8 km | wandelen 8,8  km  | hardlopen 10,8 km | woensdag 8 februari 2017

Ik word om acht uur wakker in mijn stapelbed, blij dat ik deze nacht uren achtereen ongestoord heb kunnen slapen. Van mijn kamergenoten heb ik vannacht nauwelijks iets gemerkt. De hoek van de Duitse Fietser is leeg. Weken wachtte hij hier tot hij wegkwam en nu is hij weer op pad.

De zon schijnt door de ramen. In een korte broek hardloop ik de deur uit. Rennen door onbekende steden is het mooiste dat er is. Een van de fijnste manieren om een stad te verkennen. Mijn korte, strakke broekje trekt de aandacht. Als ik over een markt ren, roepen de kooplieden elkaar van kraam naar kraam toe: “moet je nou kijke wat daar aan kom” in het Italiaans. Ze schreeuwen me bemoedigend toe, complimenteren me en zeggen ciao bella maar het is niet onverdeeld prettig. Het is heerlijk om bewonderd te worden, maar in dit broekje is het echt te gortig. Het is alsof mensen nog nooit zulke prachtige, sappige, sexy sportbenen hebben gezien […].

In een ander park dan gisteren vind ik een nog grotere olifantenboom. Alweer zo’n prachtig exemplaar. Het zijn echt goeie bomen. Ik merk daar dat ik enorme dorst heb en ook een beetje misselijk ben, dus ik keer hostelwaarts. Het is nog zo’n 3 kilometer rennen, dat is niet ver.

Als ik stop bij een verkeerslicht wordt het zwart aan de randjes van mijn gezichtsveld. Ik hou me vast aan een paal, ga op een stoeprandje zitten tot ik weer een beetje bij ben gekomen. Ik moet snel wat drinken en ik moet naar de wc, zeg maar: NU.

Soms ervaar ik lichte drempelvrees. Dan wil ik gebouwen niet binnen omdat ik denk dat ik er niet in mag, dat ik er niet mag plassen, dat ik ongenodigd ben. Ik haal me van alles in mijn hoofd over mijn ongewenste aanwezigheid, de impertinentie van mijn aanstaande verzoek. Het is een diepgeworteld gevoel er niet te mogen zijn of andere mensen tot last te zijn. Het wordt erger als ik alleen ben enof als er een stressvolle situatie is. Ik vecht er vaak tegen en daarom lukt het me tóch een heleboel dingen te doen (voorbeeld) waar ik eigenlijk van in mijn broek schijt.

Speaking of which als ik me nu niet snel over mijn drempelvrees heen zet, gaat dat gebeuren. Ik snel een gelateria in, ben ervan overtuigd dat hij me het toiletteren gaat weigeren. Natuurlijk weigert hij het niet. Ik hang meteen onder de kraan, drink tot ik klots. Ga naar de wc. Daar wordt het steeds zwarter voor mijn ogen. Een koud zweet breekt me uit. Helder nadenken gaat niet meer. Alleen maar ademen en zweten.

Na een tijdje trekt het zwart langzaam weg. Heldere gedachten vormen zich weer in mijn hoofd.

Ik loop, ren, loop en ren terug naar het hostel. Ik ben nog steeds een beetje vaag want ik loop de voordeur voorbij. Ik zie de huisnummers ineens dalen beneden het nummer van mijn hostel, begrijp het niet, totdat ik inzie dat ik verder en verder van het hostel raak.

Als ik uiteindelijk met een cappuccino en een croissant aan het hostel-ontbijtbuffet zit, word ik weer een mens. Ik heb 10,8 kilometer gerend: het verst dat ik ooit rende.

Zwart voor de ogen of niet, hardlopen blijft een geweldige manier om veel nieuwe dingen in een stad te zien. Ik douche me en trek mijn nieuwe kleren weer aan.

Het is tijd om te gaan schrijven.