deel 1/1 | Caccamo  | fiets 2 km | wandelen 10,5 km  | zondag 5 februari 2017

’s Ochtends bestel ik een croissant “cornetto” met pistache, het is tenslotte vakantie. Cappuccino erbij, we zijn in Italië hè, je moet wel.

Ik fiets de berg verder op, bind mijn fiets aan een paal, bezweer: “blijven staan” en wandel de berg op. Vandaag ga ik flink wandelen in het natuurgebied rondom Monte San Calogero. Ik overwoog om rond het meer (lees: beneden aan de berg) te wandelen, maar dan moest ik na het wandelen de berg weer op fietsen. Haha. Geen optie.

Ik wandel langs blaffende honden. Ja, ja, die bijten niet. Wat ben ik daar in veranderd: ik vrees geen honden meer.

Anja laat me de route zien, wat is ze goed. Ze kan me zelfs navigeren op een wandelberg. Het natuurgebied waar ik ga wandelen is gesloten: er staat een groot, duidelijk hek met sloten. Maar ik ben nu een Italiaanser : ik negeer dat hek bijna zonder na te denken. Het is makkelijk hoor, naast dat hek ligt een tak die je zo kunt optillen en dan ben je binnen.

Wat heerlijk om zo alleen op zo’n mooie plek te zijn. Ik slinger over smalle paden, beschermd door bomen naar boven. Het is stil en zo fijn. Bijna boven vind ik een vlakte waar ik kan rusten. De zon schijnt, de wind waait, maar als je dicht bij de grond blijft voel je de wind niet, dichtbij de grond is het prachtig weer en als je daar blijft liggen kun je zelfs even zonnen. En er is niemand dus zelfs zonder bikini kun je zonnen.

Wat bruiner dan eerst, vind ik de bergtop. Weinig spectaculair. Ik besluit nog een andere bergtop te zoeken, maar gelukkig vind ik het pad niet, dus loop ik met een omweg terug naar het begin. Zonder iemand te zien.

Ik verlang al naar een hamburger. Die heb ik op het menu van de gelateria gezien en ik hoop dat ‘ie net zo lekker is als die in Pompeï, oh die was goed.

Eerst wandel ik nog wat door het Caccomo’se kasteel, de zon zakt. Vanaf de kasteelmuur kan ik mijn huis zien. Bij mijn huis hangt mijn oranje-fietsshirt buiten. Kun je het vinden?

Het is een aardig kasteel. De lucht is niet lelijk:

De hamburger is niet zo lekker. Ik ben die aan het eten als ik weer een sms krijg van de Dokter. Hij wil langskomen in Palermo. Wat een gezelligheid. Lijkt me leuk, ondanks dat ik liever niets vooruit plan. Ik zeg ” think that is a great idea, even though it is a long wait and I don’t excel in waiting. I’ll bike to Palermo tomorrow!  Will you stay over and leave on sunday?”

Het lijkt me duidelijk dat ik daarmee bedoel dat ik smacht van verlangen hem te zien, maar -ik lig ondertussen op bed appartementen te bekijken waar wij in fantastisch romantisch Palermo kunnen slapen – dan sms’t hij “ja doei wat denk je wel niet, ik ben het wachten waard en ik ga niet voor iedereen zomaar naar Palermo met de trein en jij kunt niet eens wachten”.

Mijn klomp is gebroken.

Hij wil niet meer langskomen. Ik probeer het nog goed te maken door uit te leggen wat ik bedoel maar er is geen beginnen aan. Hij is onredelijk gekwetst en wil niet luisteren. Ik baal, maar ik weet ook heel zeker: dit was  het. We gaan elkaar niet meer zien. Einde hoofdstuk Dokter.

In de dagen erna zal ik er nog over nadenken en het langzaam begrijpen: hij was bang geworden. Het is goed zo.

Mijn schema ligt weer weids en open voor me en zo heb ik het het liefst. Morgen fiets ik de laatste etappe naar Palermo. Morgen kom ik al aan op mijn eindbestemming. Jeetje. Ik heb nog een week.

Hoi, Sanne.